De laatste berg van mijn bucketlist aan “zware beklimmingen” uit profkoersen. Eerder deed ik reeds Mortirolo, Muro de Sormano, Grossglockner, Tre Cime en Angliru. Maar de Zoncolan, net als dat Beest uit Spanje niet al te vlot bereikbaar, kwam nu dus ook aan de beurt.

Vanuit Tröpolach, waar we op zomervakantie waren, lag hij binnen fietsbereik. Van aan het hotel te doen in een lus van 150 kilometer, maar ik sla de vijftitg kilometer vallei over en start in Kotchach, aan de voet van de Plockenpass. Van daaruit doe ik die col eerst vanuit Noordelijke zijde, om dan parallel met de Zoncolan naar Ovaro te fietsen, waar een boog over de weg me aangeeft waar het begint. Wat ik dan nog niet goed besef, is dat die zestien kilometer Plockenpass vanuit Zuidelijke kant ook niet min zijn. Een zwaar rondje dus, met meer dan 3000 hoogtemeters in 90 kilometer (want de laatste dertien zijn dalend).

Zes kilometer aan 15%, daar draait het allemaal om bij de Zoncolan. Met als voorgerecht en dessert nog telkens twee kilometer. Maar die zes kilometer, daardoor is de Zoncolan geworden tot wat hij is. Om dat gevoel te ervaren was ik daar.

En die zes kilometer zijn zwaar, geen twijfel mogelijk. Maar, ze zijn ook gelijkmatig en je komt er in een ritme. Het is weliswaar een traag ritme (6 à 7 per uur bij mij), maar het is een continue gelijkmatige inspanning die enkel wordt onderbroken dor iets mildere bochten (aan de buitenkant wel te verstaan). Daardoor valt hij beter mee dan bijvoorbeeld de Angliru, ook al is de index een pak zwaarder. Die Angliru is misschien iets minder steil maar de Cuena Les Cabres is wellicht het moeilijkste dat ik ooit fietste op een col. De voldoening was op dat Spaanse beest dan ook nog een stukje groter.

Het was erg warm als ik er kwam. Het water parelde op mijn armen. De rug kletsnat. Vliegen kwamen meer dan me lief is op bezoek maar ik had mijn armen nodig om aan mijn stuur te trekken. Salamanders kropen weg maar ik kon hun vluchtroute niet bestuderen want dan kwam mijn evenwicht in gevaar. Een Nederlander haal ik bij, en voor de rest zie ik geen fietsers onderweg. In het laatste stuk moet je een viertal keer door een donker tunneltje dat pure heroiek uitstraalt. Daar pas komen ook enkele panorama’s tevoorschijn (of ik heb ze eerder niet opgemerkt, dat kan ook). Onderweg zie je beelden van profrenners die -naar ik vermoed- geëerd worden om hun roze verleden. De kilometeraanduiding daarbij is wat verwarrend en begint naar mijn gevoel bij het steile stuk pas. Helemaal bovenaan heeft ook Annemiek Van Vleuten een plaatsje gekregen in deze eregalerij.

Onderaan in Ovaro staat de start mooi aangegeven door een boog over de straat. Je kan er ook water bijtappen. Boven op de top vind je dan weer een mooi monument en een eerbetoon aan Franco Ballerini. En -ik weet niet als dat altijd het geval is- een soort tuinhuisje met t-shirts en water. Ik koop er twee flesjes vooraleer ik mijn weg verder zet. Ze kwamen als geroepen. De afdaling naar de andere kant (niet naar Ovaro dus) valt best mee en stelt je in staat een lusje te fietsen van pakweg 45 kilometer. Leuker dan afdalen naar Ovaro lijkt me.

Enkele zware cols met hun eenvoudige zwaarte-index:
Zoncolan 145.7
Grossglockner 140.0 (Fuschl)
Mortirolo 141.4
Stelvio 137.4
Juvasshytta 126.2
Madeleine 121.9
Angliru 121.2
Mont Ventoux 120.0
Mangart 111.4
Tre Cime 61.2
(Sormano 40.8)

Je komt sowieso bij namen uit die klinken als een bel. Maar je ziet ook dat enkele zeer bekende lang cols zich netjes tussen de beruchte exemplaren mengen. Het bijft heel moeilijk om te zeggen wat nu just zwaarder is…